9. Het verleden als kwaliteit van de toekomst

Over de rol van cultuurhistorie in ruimtelijke planvorming

Ruimtelijke kwaliteit is een abstract en theoretisch begrip, maar niet als het gaat om de prijs van een bouwlocatie. De aanwezigheid van open water en het toekomstige uitzicht op vogels, weilanden en bosschages hebben invloed op die prijs. De verschillende aspecten van het landschap hebben echter een geschiedenis en daarom wil de provincie Noord-Holland bij de verdere ontwikkeling van het provinciale grondgebied rekening houden met de landschaps- en bewoningsgeschiedenis. Naast de zichtbare elementen in het landschap heeft het begrip cultuurhistorie ook betrekking op de niet-zichtbare. Daarbij gaat het vooral om geologische structuren en archeologische vindplaatsen. Die structuren getuigen van de processen die het landschap in het verleden hebben gevormd en die vindplaatsen vertellen het verhaal over de vroegere bewoning.

"Wat op de ene plek kan, is elders beleidsmatig onaanvaardbaar, en omgekeerd."

In een sterk dynamische regio als de provincie Noord-Holland is de keuze tussen behoud en ontwikkeling altijd precair. Nieuwe ontwikkelingen moeten mogelijk blijven, maar tegelijkertijd is duidelijk dat het niet wenselijk is om overal alles toe te laten. De zorg voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat en voldoende recreatieve uitloopmogelijkheden in het groen en rond het water ten behoeve van de bewoners van de verstedelijkte gebieden behoort nadrukkelijk tot de provinciale beleidsprioriteiten. Daarnaast moet worden gerekend met de stroom toeristen uit alle hoeken van de wereld die zich de beleving van het ‘typisch Hollandse’ landschap eigen willen maken of een bezoek willen brengen aan Werelderfgoed-objecten als de Beemster of de Stelling van Amsterdam. Om die redenen heeft het provinciaal bestuur er bewust voor gekozen om ook de cultuurhistorie te betrekken in de advisering door de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling.

 

Het huidige tijdsgewricht wordt gekenmerkt door de mogelijkheid én de noodzaak tot schaalvergroting. Dat geldt zowel voor de agrarische bedrijfsvoering als voor de handel, de bedrijvigheid en het transport. Daarnaast is er een aanhoudende vraag naar nieuwe woonruimte en moeten er steeds hogere eisen worden gesteld aan het kwaliteits- en kwantiteitsbeheer van het oppervlaktewater. Het is onmiskenbaar de taak van de provincie om al die ontwikkelingen te faciliteren, maar tegelijkertijd moet worden voorkomen dat die nieuwe initiatieven een bedreiging gaan vormen voor het vestigingsklimaat en de recreatieve mogelijkheden. Dat betekent dat er keuzes moeten worden gemaakt en waar nodig beperkingen worden opgelegd. Als eerste leidt dat tot een vraag naar de locatiekeuze. Is de gekozen bouwlocatie wel de meest geschikte, als wordt gelet op de geologische, archeologische en historische voorgeschiedenis van die plek? Wanneer de keuze van de bouwlocatie is ingegeven door een bestaande grondpositie, dan is die vraag nog steeds van belang, al is de afweging die dan moet worden gemaakt mogelijk een andere.

 

Naast de locatiekeuze zijn de ruimtelijke positionering, vormgeving en inpassing van nieuwe bouwkundige initiatieven van belang voor de toekomstige ruimtelijke kwaliteit. De opgave om te komen tot een weloverwogen positionering, vormgeving en inpassing van de bouwopgave is weliswaar primair het domein van de landschapsarchitectuur, maar ook dan kan de kennis van het verleden een bijdrage leveren aan een kwaliteitsimpuls voor de toekomst. Per geval moet er een afweging worden gemaakt tussen verschillende mogelijkheden. Kenmerkend voor Noord-Holland is namelijk de uitzonderlijk grote verscheidenheid in de ontstaansgeschiedenis, het bewoningspatroon en de landschappelijke verschijningsvormen in de verschillende regio’s. Wat bepaalt de kwaliteit van de plek, de genius loci, en wat is de speelruimte in het wensenpakket van de initiatiefnemer? Het is de taak van de ARO om, rekening houdend met alle beperkingen, in een open overleg met de initiatiefnemer een zoektocht te beginnen om te komen tot de minst schadelijke oplossing. Het is onvermijdelijk dat door nieuwe ontwikkelingen oude landschappelijke kenmerken verloren gaan, maar het is de taak van de ARO om het provinciaal bestuur te adviseren over de mogelijkheden die er zijn om de schade zo veel mogelijk beperkt te houden.

 

Generale uitspraken over wat er wel kan en wat niet mag, zijn in Noord-Holland nauwelijks mogelijk. Daarvoor is de regionale verscheidenheid in de ontstaansgeschiedenis, het bewoningspatroon en de landschapskarakteristiek te groot. Wat op de ene plek kan, is elders beleidsmatig onaanvaardbaar, en omgekeerd. Ieder initiatief moet daarom op zichzelf worden beschouwd en vraagt om een confrontatie met de geologische, archeologische en landschappelijke potenties van de plaats van handeling. Het is slechts weinigen gegeven om de grote hoeveelheid aan relevante informatie volledig te kunnen overzien. Daarom heeft de provincie in de ARO een aantal deskundigen met een verschillende disciplinaire achtergrond bijeengebracht. Ruimhartig stelt de provincie die deskundigheid ter beschikking van iedere initiatiefnemer die wil weten met welke randvoorwaarden rekening gehouden moet worden, om te voorkomen dat de verdere uitwerking van een plan strijdig zal blijken te zijn met de provinciale prioriteiten.

 

Procedureel is het daarom van belang dat een initiatiefnemer al in een vroeg stadium van de planvorming een voorlopig advies van de ARO inwint. Het heeft weinig zin om veel geld en tijd te investeren in een plan dat bij nadere beschouwing voorbijgaat aan de ruimtelijke prioriteiten van de provincie. Door van die mogelijkheid gebruik te maken, wordt niet alleen veel geld bespaard, maar kan ook optimaal gebruik worden gemaakt van de flexibiliteit die eigen is aan de prille staat van een plan. In latere zittingen kan de nadere uitwerking van de plannen dan verder met de ARO worden besproken. Bittere teleurstellingen kunnen daardoor worden voorkomen.

 

Guus Borger

Historisch geograaf

vast lid van de ARO van november 2010 t/m maart 2016

Als emeritus-hoogleraar historische geografie verbonden aan de Afdeling Geografie, Planologie en Internationale Ontwikkelingsstudies van de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam en aan het Instituut voor Geo- en Bio-archeologie van de Faculteit der Aard- en Levenswetenschappen van de Vrije Universiteit Amsterdam.

Aandachtsgebieden:
de ontginnings- en bewoningsgeschiedenis van de veengebieden in Noordwest-Europa en de geschiedenis van het waterbeheer in Nederland.