8. Een werkbaar landschap

Samen werken aan ruimtelijke kwaliteit bij agrarische ontwikkelingen

Peter de Ruyter en Steven Slabbers ontmoeten elkaar op de kruising van de smalle Torenweg met de Eilandseweg langs de Vecht. Dit is de plek waar een boerderij uit Nederhorst den Berg naar toe wil verhuizen. Vanwege de beperkte ruimte tussen kasteel Nederhorst en het dorp wil deze boer verplaatsen naar een verder van de dorpskern gelegen plek. Dit plan is twee maal in de ARO besproken, waarvan de tweede keer met positief advies.

“Je bent niet alleen de producent van je eigen producten, maar ook van de kwaliteit van de omgeving van je bedrijf.”

De weg is pas opgeknapt, de kade van de Vecht is versterkt en het asfalt van de Eilandseweg vernieuwd. We lopen naar het zuiden, richting de voorziene plek van de te verplaatsen boerderij. Er is nog geen enkel teken van activiteit, maar ter plekke van het toekomstig erf is wel al een inrit aangelegd. In de omgeving zijn nauwelijks andere percelen en de openheid van het landschap is opvallend. Het belang van een goede inpassing van het erf op deze kwetsbare plek is overduidelijk.

“Het landschap moet een verhaal vertellen, zoals hoe het ontstaan is.”

Peter vraagt zich af of de verplaatsing van de boerderij een meerwaarde oplevert, anders dan voor het bedrijf van de boer. “Aan de andere kant is deze agrariër ook de beheerder en gebruiker van het landschap in dit gebied. Een toekomstbestendige melkveehouderij draagt daar dus aan bij”. Tegelijk zijn Peter de Ruyter en Steven Slabbers het er over eens dat het met de inpassing van deze boerderij wel goed zal komen.

“Op andere plekken in de provincie is dat wel anders” stelt Steven. “Zeker in gebieden als West-Friesland zie je dat de maat en schaal van de boerderijen steeds minder te maken heeft met het landschap. Op plekken waar een groot deel van de historische structuur al met de ruilverkaveling is verdwenen groeien nu bedrijven als bollenbroeierijen die nauwelijks gevoel hebben bij de plek waar ze zich nu ontwikkelen.” Volgens Peter is dat gebrekkige bewustzijn het gevolg van de ontwikkelingen in zulke dynamische gebieden door de jaren heen. “De Grootslagpolder zoals we die nu zien is het resultaat van een opeenvolging van economische ontwikkelingen zonder visie. Bij de situatie die we daar nu zien kan ik me voorstellen dat mensen zich niet meer identificeren met het eigene van de plek. Het is heel moeilijk om daar nu nog een omslag in te realiseren.” Volgens Steven hoeft dat echter niet zo ingewikkeld te zijn. “Het landschap moet een verhaal vertellen, zoals hoe het ontstaan is. In dit geval betekent dit dat je rekening houdt met het bijzondere ontwerp van de ruilverkaveling van eind jaren zeventig.” Het agrarisch gebied kan best een economische ontwikkeling in de vorm van zaadveredeling en bollenbroei verdragen, maar zorg dat je met deze ontwikkeling iets toevoegt aan de omgeving, dat je daar een robuuste landschappelijke structuur bij mee ontwikkelt, zoals uitbreiding van de ‘natte cel’ van natuur- en recreatiegebieden die dwars door het gebied loopt.

“Het gaat vaak mis als de ruimtelijke inpassing als een verplicht nummertje wordt beschouwd door de boer of de gemeente.”

Agrarische ondernemers zelf staan vaak open voor ruimtelijke kwaliteit. Peter kreeg ook bij de boer uit Nederhorst den Berg het idee dat hij prima kon leven met de aanbevelingen vanuit de ARO. “Hij moet er natuurlijk wel mee kunnen werken, het is logisch dat de agrarische bedrijfsvoering voorop moet staan. De zoektocht tijdens het gesprek is om het eens te worden over de marges die daarbinnen zijn.” Het gaat in de ervaring van Steven vaak mis als de ruimtelijke inpassing als een verplicht nummertje wordt beschouwd door de boer of de gemeente. “In het gesprek merk je dan dat de initiatiefnemers op zoek zijn naar de absolute ondergrens. Waar is dan die adviseur met een beetje hart voor het landschap die op zoek kan gaan naar creatieve oplossingen?” Steven en Peter vinden dat je een agrarisch ondernemer mag aanspreken op zijn rol: “je bent niet alleen de producent van je eigen producten, maar ook van de kwaliteit van de omgeving van je bedrijf. Wees daar dan een beetje trots op.”

“Ontwerpen aan agrarische ontwikkelingen is een vak apart in die zin dat je het echt samen met de initiatiefnemer moet doen.”

Peter stelt dat de toekomst van de agrarische sector in Nederland een belangrijk ruimtelijk vraagstuk blijft vormen. “Ook vanuit het oogpunt van landschapsontwikkeling en ontwerp is dit een ondergeschoven kindje. Er zijn maar weinig ontwerpers die affiniteit hebben met de transitie van de agrarische sector. Ontwerpen aan agrarische ontwikkelingen is een vak apart in die zin dat je het echt samen met de initiatiefnemer moet doen. Vaak zijn het mensen die heel trots zijn op het eigen bedrijf. De boer heeft immers de meeste kennis van de bedrijfsvoering en zijn omgeving”, aldus Peter. Steven en Peter vinden de afstand tussen de ARO in het provinciehuis en de agrariër in het veld daarbij vaak een belemmering. “Hadden we als commissie met de boer hier in Nederhorst den Berg aan de Vecht gestaan, dan hadden we scherper kunnen adviseren op de precieze inpassing van zijn nieuwe bedrijf.” Peter vertelt dat hij vanuit zijn tijd in Friesland goede ervaringen heeft met keukentafelgesprekken, op de boerderij. “Dan heb je vaak ook een heel ander gesprek.”

Vervolgens bespreken Peter en Steven een aantal ervaringen uit hun dagelijkse praktijk met manieren om ruimtelijke kwaliteitsaspecten bespreekbaar te maken bij projecten. Het bureau van Steven maakte bijvoorbeeld een kookboek voor ruimtelijke kwaliteit in de gemeente Molenwaard in de Alblasserwaard. Voor de wethouder van deze gemeente is in principe elke ontwikkeling bespreekbaar, als het maar een goed plan is. Het kookboek dat daarvoor moest worden ontwikkeld moest niet alleen de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen in kaart brengen maar ook de ingrediënten daarvoor in beeld brengen. Het kookboek bevat voor een aantal grote ontwikkelingen, waaronder ook uitbreiden of verplaatsen van agrarische erven, een soort stappenplan om een goed plan te komen. Doordat dit kookboek inmiddels huis-aan-huis in de gemeente is verspreid, staat het belang van ‘goede plannen’ in de gemeente op de kaart en wordt het inmiddels voor alle mogelijke ontwikkelingen gebruikt. En behalve dat het plannen beter maakt, gebeuren ontwikkelingen nu ook versneld omdat vooraf duidelijk is wat wordt verwacht. “Het is geen groot meeslepend product of een plan met een heel eigen signatuur, maar juist dat maakt dat het zo bruikbaar is voor de ontwikkelingen die plaatsvinden in het landelijk gebied, zoals dat van de gemeente Molenwaard. De plannen verschillen enorm, van heel klein tot soms toch ook wel echt groot.” Peter wijst op het verschil met bijvoorbeeld de ontwikkeling van een woonwijk. “Je praat hier niet tegen gemeenten of grote bedrijven maar met individuen. Die moet je dan ook op een meer persoonlijke manier benaderen, je moet ze jouw kennis aanbieden. Er is geen generiek concept dat je ze kunt opleggen, eigen inbreng moet daarbij worden gewaardeerd.” Steven: “De provincie staat veel minder dicht bij de mensen, maar zou twee dingen kunnen doen. Aan de ene kant het in kaart brengen van de grote ontwikkelingen in het agrarisch gebied die op meerdere plekken spelen, zoals zaadveredeling, en daarover kennis ontwikkelen en delen. Aan de andere kant juist de gebieden onderzoeken waar welhaast ongemerkt heel veel kleine dingetjes gebeuren, waarmee de dynamiek daar uiteindelijk toch verrassend groot is en waar echt hulp nodig is, omdat het dreigt mis te gaan. Daarvoor zou specifiek instrumentarium kunnen worden ontwikkeld.” Peter wijst nog op de unieke diversiteit van de agrarische sector in Noord-Holland en de gevolgen daarvan voor het landschap. “De verschillen tussen de ontwikkeling van de verschillende sectoren in de land- en tuinbouw zijn enorm, net als de ruimtelijke dynamiek. De provincie zou de gevolgen van de ontwikkelingen in al die verschillende sectoren op de verschillende landschappen kunnen onderzoeken en waarderen. De verschillen tussen boerenerven in de Kop, met grote loodsen en huisvesting voor seizoensarbeiders, en de recente ontwikkelingen in de melkveehouderij hier rond de Vecht en in Waterland nemen alleen maar toe. Er is een heel rijk palet aan ondergronden en ruimtelijke dynamiek in de agrarische sector die Noord-Holland uniek maakt. Je kunt een landschap niet bekijken zonder ook het agrarisch gebruik goed in beeld te hebben.” Steven vindt dat er aandacht moet blijven voor de optelsom van kleinere ruimtelijke vraagstukken. “De impact van al die ontwikkelingen, soms sluipenderwijs, is namelijk groter dan je op het eerste gezicht zou verwachten.”

Peter de Ruyter

Landschapsarchitect

vast lid van de ARO-lid sinds juli 2016

Directeur van Bureau Peter de Ruyter landschapsarchitectuur.

Aandachtsgebieden:
actuele ruimtelijke vraagstukken op het raakvlak van stad, land en water, (economische) dynamiek in het landschap in relatie tot nieuwe landschappelijke kwaliteiten.

Steven Slabbers

Landschapsarchitect

vast lid van de ARO van november 2010 t/m augustus 2016

Directeur Bosch Slabbers landschapsarchitecten.

Aandachtsgebieden:
opgaven op het gebied van landschap, stedenbouw, openbare ruimte, landbouw, natuur, cultuurhistorie, water, duurzaamheid en klimaatadaptatie.
  • 1. Verplaatsing agrarisch bedrijf n.a.v. Ruimte voor Ruimte, Nederhorst den Berg, gemeente Wijdemeren
  • Relevante plannen

Het betreft het planologisch mogelijk maken van het verplaatsen van een agrarisch bedrijf naar een locatie aan de Eilandseweg. Dit plan is onderdeel van een Ruimte voor Ruimte project aan de rand van het dorp en het Kasteel Nederhorst den Berg. De gemeente heeft dit plan in 2007 en in gewijzigde vorm in 2013 al aan de provincie voorgelegd. In 2007 ging het nog om de bouw van zes woningen en de verplaatsing van het agrarische bedrijf naar de Eilandseweg. Deze vraag heeft de provincie op 1 december 2007 positief beantwoord.

Vanwege gewijzigde marktomstandigheden is het plan in 2013 opnieuw aan de provincie voorgelegd met dien verstande dat niet zes maar twaalf compensatiewoningen noodzakelijk waren. Op 4 november 2014 heeft d provincie per brief aangegeven akkoord te zijn met deze wijziging en de ruimtelijke inrichting en dat we de verplaatsing van het nieuwe agrarische bedrijf te zijner tijd zullen beoordelen.

In de ARO ligt alleen de inrichting van het agrarisch bedrijf aan de Eilandseweg voor ter advies.

 

1 a. Huidige en nieuwe locatie

Huidige en nieuw locatie van het agrarisch bedrijf (bron: presentatie Maatschap Verweij, Van Westreenen Adviseurs voor het buitengebied, 4 juli 2016)

 

1 b. Landschappelijke inpassing voor

Landschappelijke inpassing vóór het advies van de ARO (bron: landschappelijke inpassing, sab Amsterdam, september 2015)

 

1 c. Landschappelijke inpassing na

Aangepaste landschappelijke inpassing ’t Kleine Eiland na het eerste advies van de ARO (bron: landschappelijke inpassing, sab Amsterdam, juli 2016)

 

 

ARO-advies (5 juli 2016)

De ARO kan nog niet positief adviseren over de ruimtelijke opzet van dit plan en de ingetekende inpassingsvoorstellen. Vanuit de commissie wordt gevraagd om bij de inrichting en naamgeving van de boerderij meer rekenschap te geven van de historische relatie met Nederhorst den Berg en de ontstaansgeschiedenis van dit dorp en het omliggende landschap, waarbij ook de openheid van de polder in de afgesneden bocht van de Vecht een rol speelt. Als dit de locatie wordt is het mede vanwege die geschiedenis beter om de voorzijde van het terrein wat betreft inrichting niet op de Vecht te oriënteren, maar het verkavelingspatroon leidend te laten zijn voor de begrenzing en inrichting. Voorts is het aan te bevelen het complete erf als ‘eiland’ los van de Vechtdijk in het landschap te projecteren, waarbij er een tussenruimte ontstaat tot de Vechtdijk. Daarnaast doet de ARO een aantal voorstellen om het erf aan de voorzijde en aan de randen beter en nauwkeuriger in te richten en hierbij een duidelijker scheiding aan te brengen tussen het voor- en achtererf. Hierbij zou de reeds ingetekende beplantingssingel bijvoorbeeld doorgetrokken kunnen worden aan de achterzijde van de woning. De voorkeur gaat uit naar erfbeplanting binnen de grenzen van het perceel, maar als dat aan de noordzijde niet mogelijk is, is het beter om de singelbeplanting achter de grote stal ook aan de overzijde van de sloot te projecteren.

Hiermee wint de begrenzing van het erf aan helderheid.

 

ARO-advies (tweede behandeling) (23 augustus 2016)

De ARO adviseert positief over dit plan. De ARO complimenteert de initiatiefnemer en constateert dat de opmerkingen en suggesties die de commissie had bij de eerdere versie van het plan op een goede manier zijn verwerkt en heeft verder geen opmerkingen meer.

Superhallen in het landschap 
De landschappelijke inpassing van bollenbroeierijen
Een gesprek tussen Ingeborg Thoral en Marijke van Schendelen

 

Grote uitbreidingen op kleine kavels 
Risicovolle verplaatsingen en vergrotingen van bedrijven in het buitengebied
Een gesprek tussen Jan Winsemius en Eric-Jan Pleijster