6. Windturbines

Bakens van openheid, nieuwe laag in het dynamische landschap

De ARO heeft in 2016 meerdere malen over duurzame energie geadviseerd. Een van de projecten was het Windpark Westfrisia dat ter hoogte van Zwaagdijk in West-Friesland zal worden gerealiseerd. Klaas Jan Wardenaar en Adri van den Brink praten ter plekke met elkaar over duurzame energie en de relatie met landschap.

“Windmolens horen bij de nieuwe laag in het landschap en moeten bijdragen aan de kwaliteit daarvan.”

Klaas Jan trapt af: “Windmolens op deze locatie vind ik wel passen bij de maat en sterke structuren van dit landschap. De windmolens zie je al van grotere afstand en ze benadrukken feitelijk de openheid.” Adri vult aan: “Het gaat hier om een landschap dat in ontwikkeling is. Dat zie je aan de bebouwingslinten waar bedrijfsuitbreiding plaatsvindt, de opwaardering van de Westfrisiaweg en de groei van kernen.” Adri herinnert zich de discussie over Wind op Land, die ook in de ARO aan de orde kwam. “Deze locatie bij Zwaagdijk kwam toen al prominent naar voren. De vraag bij de ARO was wat je nog kunt adviseren over een dergelijke ontwikkeling. Het gaat dan om zaken als locatie, afstand tussen de windmolens, de kleur wellicht.” Klaas Jan vindt windmolens met aan de onderzijde een gradiënt van groen naar grijs/wit wel passend. “Bij schuren vind ik het groen vaak een lapmiddel, maar bij windmolens zorgt de kleur ervoor dat het object zich nestelt in het landschap, waardoor het minder een ‘alien’ wordt.” Adri zegt hierop: “Windmolens horen bij een nieuwe laag die aan het landschap wordt toegevoegd. Het gaat erom dat deze laag kwaliteit toevoegt aan het bestaande landschap.”

“Bewoners moeten meegenomen worden in het onderliggende verhaal, daarmee kun je veel weerstand wegnemen.”

Adri gaat verder in op de manier waarop projecten tot stand komen. “Meestal is er sprake van een initiatiefnemer die een plan inbrengt. Vaak leidt dit tot protest bij omwonenden, zoals ook hier in West-Friesland. Het in een vroeg stadium betrekken van bewoners is van groot belang.” Klaas Jan vult aan: ”Wanneer je bewoners laat participeren in de opbrengst, zie je dat de plannen vaak meer worden geaccepteerd. Het project wordt dan ook een beetje van jou. Als de stemming bij omwonenden eenmaal negatief is, is het lastig deze nog te wijzigen. In het geval van het Windpark Westfrisia was de gemeente ook van begin af aan tegen. Je zou mogen verwachten dat een gemeente juist een intermediair zou zijn tussen initiatiefnemer en bewoners. De gemeente zal toch ook op de een of andere manier moeten bijdragen aan het energieakkoord en het klimaatakkoord en moet hier niet voor weglopen.” Adri zegt hierop: “De gemeente kan bijvoorbeeld actief op zoek gaan naar locaties voor hernieuwbare energie en zou moeten aangeven hoe je het landschap actief en kwalitatief goed kunt ontwikkelen.” “Of zoeken naar alternatieve vormen van duurzame energie. Verder zal de discussie over windenergie in Noord-Holland gevoerd blijven worden. Feitelijk mag een windrijke provincie wel iets meer programma naar zich toe trekken”, vult Klaas Jan aan.

Adri wil de discussie opschalen. “Wageningen Universiteit doet onderzoek naar de ontwikkeling van energielandschappen. Daaruit blijkt onder meer dat mensen behoefte hebben aan een logisch verhaal (het narratieve deel van het landschap). Het gaat daarbij onder andere over het ontstaan en de ontwikkeling van het landschap en hoe nieuwe energiebronnen daar een plek in krijgen. Zo heeft het landschap in het verleden ook altijd al bijgedragen aan de energieproductie, denk maar aan turfwinning en de oudere windmolens. Door mensen van het begin af aan mee te nemen in het verhaal wordt de kans op acceptatie ook groter.” Klaas Jan sluit zich hierbij aan: “Als initiatiefnemer moet je het verhaal kunnen vertellen en kun je een deel van de weerstand wegnemen.”

“De ARO vraagt aandacht voor de verschillende schaalniveaus waarop je naar een plan moet kijken.”

Hier hoort een communicatiespoor bij. Daaraan voorafgaand moeten gemeente en provincie duidelijke doelen stellen en niet teveel meegaan in het negatief sentiment of hier alleen maar op reageren.” Adri zegt hierop: “Het lijkt vaak te gaan om de weerstand tegen een ontwikkeling op een bepaalde plek, maar het proces en de manier waarop mensen hierin worden betrokken is minstens zo belangrijk. Het zou moeten gaan om hoe mensen het landschap ervaren. Mensen zijn vaak niet tegen windmolens, maar ze willen er niet zonder inspraak mee geconfronteerd worden.”

Klaas Jan geeft aan dat de weerstand hier niet alleen betrekking heeft op de windmolens, maar ook op de andere ontwikkelingen die hier plaatsvinden, zoals de Westfrisiaweg en de stedelijke ontwikkelingen. “Hier in West-Friesland zie je enerzijds een enorme ondernemerszin en nuchterheid. Ondernemers vinden de ontwikkeling van de Westfrisiaweg bijvoorbeeld wel goed, omdat ze dan beter bereikbaar zijn. Anderzijds is er sprake van nostalgie en het verlangen om het oude te handhaven. Er zijn ook bewoners die de Randstad ontvlucht zijn, op zoek naar rust en ruimte. Zij waarderen de nieuwe ontwikkelingen een stuk minder.” “Het gebied is ecologisch gezien overigens een woestijn”, vervolgt Klaas Jan. “Alleen de Kromme Leek heeft nog enige betekenis. Je verwacht dat er aan de stedelijke ontwikkeling en het ontwikkelen van economische kwaliteit ontwikkeling van ecologische en landschappelijke kwaliteit gekoppeld zou worden, maar dat lijkt nauwelijks het geval.”

De ARO krijgt vrijwel altijd concrete plannen voorgelegd en vraagt in haar advies altijd aandacht voor de ruimere context van een plan. Klaas Jan: “Het gaat niet alleen om de plek zelf, maar om het feit dat er sprake is van een dynamisch, zich ontwikkelend landschap. Er moet op verschillende schaalniveaus naar een plan worden gekeken, wat overigens ook geldt voor andere vormen van duurzame energie. ”Zo is in de ARO ook een plan besproken voor een zonneakker bij Hoofddorp. Adri: “Dit gaat om een tijdelijke voorziening, waarvan je wellicht als gemeente en provincie meer een showcase zou kunnen maken.” Klaas Jan vindt vooral ook het dubbelgebruik van dit soort ontwikkelingen interessant. “Je kunt bij een zonneakker de ondergrond gebruiken voor schapen en hiermee het beheer zoveel mogelijk beperken, maar ook zou je ecologisch gezien dit schaduwrijke milieu veel meer betekenis kunnen geven, bijvoorbeeld als artificieel bosmilieu.” Adri vindt de  interactie tussen landschap en techniek erg interessant. “Het gaat niet alleen om de cultuurhistorische betekenis, maar ook om de betekenis die de techniek toevoegt aan het landschap. Vraag is hoe dit door alle betrokken partijen samen, inclusief bewoners, wordt opgepakt.”

Klaas Jan Wardenaar

Ecoloog en landschapsarchitect

reservelid van de ARO sinds mei 2016

Mede-eigenaar landschapsarchitectenbureau SMARTLAND, lid van de Commissie MER en docent Academie van Bouwkunst Amsterdam en Technische Universiteit Delft.

Aandachtsgebieden:
actuele vraagstukken met name gekoppeld aan klimaatverandering, zowel op klein schaalniveau (ruimtelijke inrichting en architectuur) als op groter schaalniveau (deltaprogramma, ruimtelijke adaptatie, kustverdediging, grootschalige natuurontwikkeling, integrale gebiedsontwikkeling), recreatie en toerisme.

Adri van den Brink

Hoogleraar Landschapsarchitectuur

reservelid van de ARO van november 2010 t/m januari 2016

Hoogleraar Landschapsarchitectuur, Wageningen Universiteit&Research

Aandachtsgebieden:
landschapsarchitectuur, landschapsplanning en -analyse, onderzoeksmethoden, relatie tussen onderzoek en ontwerp, actuele vraagstukken op het gebied van klimaat, energie en water, complexiteit en dynamiek van metropolitane landschappen, grondbeleid, participatieve planningsprocessen.
  • 1. Provinciaal Inpassingsplan Windpark Westfrisia, Zwaagdijk, gemeente Medemblik
  • 2. Zonnecollectoren Rijnlanderweg Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer

Het inpassingsverzoek uit 2010 voorziet in de bouw van vijf windturbines met een ashoogte van maximaal 85 meter en een rotordiameter van 82 meter langs de N302 in de gemeente Medemblik. De locatie ligt ten noorden van de N302 tussen de bebouwing van Zwaagdijk-Oost en Zwaagdijk-West. De te realiseren capaciteit ligt tussen 10-13 megawatt (MW), afhankelijk van de turbinekeuze.

Hoewel de overgangsregeling uit de PRV geen sanering vereist, voorziet het verzoek in de sanering van drie solitaire windturbines aan de Droge Wijmerweg en de Poelweg in Medemblik. Deze windturbines worden gesaneerd binnen 1 jaar nadat het nieuwe park in bedrijf is (zie het inpassingsverzoek uit 2010 en de nadere verklaring van Westpark Westfrisia BV dd. 18 mei 2015).

Daarnaast wil de initiatiefnemer de volgende stappen zetten op het gebied van communicatie en participatie. Naast het gezamenlijk opstellen van het participatieplan, wil Windpark Westfrisia BV omwonenden via een Klankbordgroep gelegenheid bieden ook andere punten aan de orde stellen die te maken hebben met de realisatie en exploitatie van het windpark.

 

1 a. Voorgestelde locatie

Voorgestelde locatie van de vijf windturbines bij Zwaagdijk en Westwoud (bron: Startnotitie Windpark Westfrisia, april 2016)

 

1 b. Visualisatie

Visualisatie windturbines gezien vanuit Zwaagdijk (bron: Vormvrije MER-beoordeling Windpark Westfrisia, Windpark Westfrisia BV, april 2016)

 

ARO-advies (19 april 2016)

De ARO heeft begrip voor de opmerkingen van de gemeente en de bewoners, maar vindt dat het vanuit het perspectief van ruimtelijke kwaliteit goed voor te stellen is dat op deze locatie in West-Friesland windturbines worden geplaatst. Op hoger schaalniveau kan de ARO meegaan met de onderbouwing en de geschetste beelden van de initiatiefnemer. In de uitwerking is beter inzichtelijk te maken wat er zo meteen ter plekke van de windturbines op maaiveld te zien zal zijn: inpassing van de onderhoudswegen, opstelplaatsen, trafohuisje en kleurstelling van de masten. Daarnaast adviseert de ARO aan de provincie een visie te maken op het snel veranderende landschap in de zone rond de N23 tussen Enkhuizen en Hoorn.

Dit plan betreft een initiatief van 26 ha. voor zonnepanelen in de Groene Hoek aan de Rijnlanderweg in Hoofddorp. De ontwikkeling betreft naast de 26 ha zonnecollectoren, vijf omvormers en een verzamelstation van resp. 4,5 m² en 17,8 m², een toegangsweg en hekwerken.

Het gaat om een als bedrijventerrein gereserveerd gebied. Omdat dit gebied niet als zodanig nodig is blijkens afspraken in het Platform Bedrijven en Kantoren (Plabeka) heeft SADC (eigenaar, aandelen deels in handen van de provincie Noord-Holland) gezocht naar andere tijdelijk gebruik.

Het plan is twee keer in de ARO behandeld, in 2015 en in 2016.

 

2 a. Ontwerpuitgangspunten

Ontwerpuitgangspunten (bron: Landschapsplan Solarpark Groene Hoek, november 2015)

2 b. Schetsontwerp fase 1

Schetsontwerp fase 1 (bron: Landschapsplan Solarpark Groene Hoek, november 2015)

 

2 c. Visualisatie

Visualisatie zicht vanaf N201 op de zonnecollectoren  (bron: Landschapsplan Solarpark Groene Hoek, november 2015)

 

ARO-advies (29 september 2015)

De ARO staat op zich positief tegen de ontwikkeling van een zonneakker op deze locatie, maar vindt een goede ruimtelijke uitwerking van het voorliggende plan hierbij essentieel. Op dit moment ontbreekt een ruimtelijke visie en ruimtelijke uitwerking. Het plan moet als een ruimtelijke ontwerpopgave worden beschouwd, waarbij meer aandacht wordt besteed aan onder andere de begrenzing van het terrein in relatie tot het verkavelingspatroon, de wijze waarop het terrein wordt omsloten en de visuele beleving van het terrein en de inrichting van de resterende groene ruimte tussen de zonnepanelen. De inzet van een landschapsarchitect is hierbij onontbeerlijk.

De ARO ziet het plan graag nog een keer terug als het verder is uitgewerkt.

 

ARO-advies (tweede behandeling, 26 januari 2016)

Het plan en de onderbouwing ervan zijn ten opzichte van de vorige behandeling aanzienlijk verbeterd. Het plan is eenvoudig en strak en sluit hiermee goed aan bij de lokale verkavelingsstructuur. Ook de manier waarop het terrein aan de voorkant, ter hoogte van de N201 wordt behandeld, kan op instemming van de commissie rekenen. De ARO adviseert daarom positief over dit plan.

Er blijven nog wel vraagtekens bij de manier waarop je een zonneakker zou moeten classificeren: de term energielandschap heeft daarbij de voorkeur boven een met een agrarische functie vergelijkbaar productielandschap. Kijkend naar zonne-energie in meer in algemene zin vraagt de ARO aandacht voor een goede combinatie van functies en het creëren van meerwaarde voor de omgeving.